Domkerk Voorganger(s): ds. Lennart van Berkel Tekst(en): Genesis 28: 10-15 & Genesis 28: 16-22 Ouderling(en): Adriaan van Zanten Organist: Wim Loef
Beamer: Adriaan van Zanten Streamer: Evert vd Berg Collecte: 1. diaconie, 2 de kerk Locatie: Domkerk
Klik op de button om mee te luisteren
Meekijken? Dit kan door te klikken op dit logo: of via
Orde van dienst:
Orgelspel Welkom Intochtslied 280: 1 + 2 + 3
De vreugde voert ons naar dit huis
waar ’t woord aan ons geschiedt.
God roept zijn naam over ons uit
en wekt in ons het lied.
Dit huis van hout en steen, dat lang
de stormen heeft doorstaan,
waar nog de wolk gebeden hangt
van wie zijn voorgegaan,
dit huis, dat alle sporen draagt
van wie maar mensen zijn,
de pijler die het alles schraagt,
wilt Gij die voor ons zijn?
Stil gebed Bemoediging en groet Vervolg intochtslied 280: 4 + 5 + 7
Zal dit een huis, een plaats zijn waar
de hemel open gaat,
waar Gij ons met uw eng'len troost,
waar Gij U vinden laat?
Onthul ons dan uw aangezicht,
uw naam, die mét ons gaat
en heilig ons hier met uw licht,
uw voorbedachte raad.
Dit huis slijt mét ons aan de tijd,
maar blijven zal de kracht
die wie hier schuilen verder leidt
tot alles is volbracht.
Gebed Gezongen geloofsbelijdenis – Lied 340b
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige,
Schepper des hemels en der aarde.
En in Jezus Christus,
zijn eniggeboren Zoon, onze Heer,
die ontvangen is van de heilige Geest,
geboren uit de maagd Maria,
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven en begraven,
nedergedaald ter helle,
ten derden dage wederom opgestaan van de doden,
opgevaren ten hemel,
zittende ter rechterhand Gods,
des almachtigen Vaders,
vanwaar Hij komen zal om te oordelen
de levenden en de doden.
Ik geloof in de heilige Geest,
ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk,
de gemeenschap der heiligen,
vergeving der zonden,
wederopstanding des vleses
en een eeuwig leven.
Amen, amen, amen.
Lezing uit het Oude Testament: Genesis 28: 10-15 10Jakob verliet dus Berseba en ging op weg naar Charan. 11Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. 12Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhooggaan en afdalen. 13Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. 14Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. 15Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’
Lied – Hemelhoog 460
Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige Naam.
Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.
Waar ik ben, bent U: wat een kostbaar geheim.
Uw naam is ‘Ik ben’ en ‘Ik zal er zijn’.
Een trap naar de hemel als teken van trouw,
God boven mijn leven, zegt: Ik ben bij jou!
In tijden van vreugde, maar ook van verdriet,
ben ik bij U veilig, U die mij ziet.
De toekomst is zeker, ja eindeloos goed.
Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet:
dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam.
U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan.
‘Ik ben die Ik ben’ is uw eeuwige naam.
Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij:
uw naam is ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.
O Naam aller namen, aan U alle eer.
Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn.
Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn.
Lezing uit het Oude Testament: Genesis 28: 16-22 16Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet.’ 17Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ 18De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. 19Hij gaf die plaats de naam Betel, maar voordien heette die stad Luz. 20En hij legde een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als Hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, 21en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. 22De steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden – en ik beloof dat ik U dan een tiende deel zal afstaan van alles wat U mij geeft.’
Hemelhoog 522
Dit is een huis om de Heer te ontmoeten,
plaats van gebed, van muziek tot zijn eer.
Smeeklied en lofzang en taal van ontferming,
woorden gewijd aan de trouw van de Heer.
Dit is een schutse, hier mag ik vertoeven.
Voel ik mij eenzaam of droevig gestemd,
blakend van geestdrift of stil door ontroering,
Hij is de Heer die mij door en door kent.
Eenmaal, o God, bent U alles in allen,
wist U de tranen van ieders gezicht.
Eenmaal, o God, aan het eind van de tijden,
neemt U ons op in de stad van het licht.
Overdenking 'Zegen voor alle volken' Meditatieve stilte Lied 705: 1 + 2 + 3
Ere zij aan God, de Vader, / ere zij aan God, de Zoon,
eer de heilige Geest, de Trooster, / de Drie-enige in zijn troon.
Halleluja, halleluja, / de Drie-enige in zijn troon!
Ere zij aan Hem, wiens liefde / ons van alle smet bevrijdt,
eer zij Hem die ons gekroond heeft, / koningen in heerlijkheid.
Halleluja, halleluja, / ere zij het Lam gewijd.
Ere zij de Heer der engelen, / ere zij de Heer der kerk,
ere aan de Heer der volken; / aarde en hemel looft uw werk!
Halleluja, halleluja, / loof de koning, heel zijn kerk!
Pastorale mededelingen Dank- en voorbeden Stil gebed - Onzevader Overige mededelingen Inzameling van de gaven Slotlied (Psalm) 67
God zij ons gunstig en genadig.
Hij schenke ons ’t gezegend licht
dat overvloedig en gestadig
straalt van zijn heilig aangezicht:
opdat hier op aarde / elk uw weg aanvaarde
en tot U zich wend’,
zo, dat allerwegen / ieder volk de zegen
van uw heil erkent.
De volken zullen U belijden,
o God, U loven al tezaam!
De landen zullen zich verblijden
en juichen over uwe naam.
Volken zult Gij rechten, / hun geding beslechten
in gerechtigheid,
volken op deze aarde, / die uw arm vergaarde,
die Gij veilig leidt.
De aarde heeft de vrucht gegeven,
die door de hemel werd verwekt,
en uit haar schoot ontspruit nieuw leven
waar God zijn hand houdt uitgestrekt.
God is ons genegen, / onze God geeft zegen,
Hij die alles geeft,
Hij zal zijn geprezen, / Hem zal alles vrezen
wat op aarde leeft.